Gratis hoofdstuk:

De Arabische wereld en 
de lokroep van het kalifaat


Dit is een ingekorte versie van de proloog van "In de schaduw van het kalifaat". Het werd eerder gepubliceerd op 16 november 2019 in RD Magazine, een uitgave van het Reformatorisch Dagblad.

 ‘En dan zal er een kalifaat komen volgens de methode van de profeet.’

Mohammed ibn Abdallah al-Quraishi, profeet van de islam, rond 630 n.Chr.

Op het moment dat Abu Bakr al-Baghdadi, opgejaagd door de Amerikanen, in oktober 2019 zijn bomvest liet exploderen, zat Islamitische Staat zonder kalief. Dat was een opluchting voor miljoenen mensen – moslims incluis. Toch blijft het verlangen naar een kalifaat in de hoofden en harten van ontelbare moslims springlevend. Want hoe anders kan het Midden-Oosten zijn vroegere grootsheid herwinnen?

Op patrouille in Raqqa.

Elektriciteit is er niet. Zelfs het telefoonnetwerk is onbereikbaar. Raqqa is één groot zwart gat. De nacht is gevallen en ik sta bij een basis van een christelijke militie in het hart van de verwoeste Syrische stad. Een stuk of tien militairen zijn naar buiten gekomen. Sommigen van hen zijn nog jongens, misschien 17 of 18 jaar oud. Graag vertellen ze over hun gevechten tegen Islamitische Staat. „Gisteren nog hebben we vanaf deze plaats gevochten”, zegt een van hen. Hij doet zijn verhaal in het licht van de koplampen van de auto. „Er zijn een hoop tunnels onder Raqqa. Daar zitten nog IS-strijders.”

Ik kijk onwillekeurig om me heen, maar de nacht is pikzwart. Net zo zwart als de recente geschiedenis van deze stad, die IS tot hoofdstad van het kalifaat had gebombardeerd. Hoewel, gebombardeerd? Dat gebeurde vooral daarna, tijdens de bevrijding van de stad. Die bevrijding is nog altijd aan de gang op het moment dat ik met de militairen in het nachtelijk Raqqa spreek. Voordat deze stad gezuiverd is van IS’ers, van boobytraps en van ontploffingsmechanismen zijn we een aantal maanden verder. En dan nog. Hoe leefbaar wordt Raqqa daarna? Wie komt er terug naar deze stad die in puin ligt, en waar de mensen elkaar niet meer vertrouwen?

Dhimmibelasting

De conclusie is ook maanden later nog altijd onontkoombaar: Raqqa zal, net als de rest van Syrië en Irak, nog lang moeten leven in de schaduw van het kalifaat. Dit kalifaat had de gedroomde islamitische staat moeten worden, waar moslims in vrede en vreugde hadden kunnen samenleven en waar zelfs christenen met beperkte rechten konden leven zolang ze de dhimmibelasting zouden opbrengen – zoals in de tijd van de roemruchte Abassieden, die ooit ditzelfde Raqqa tot hun hoofdstad maakten.

Op dit hek in Raqqa spietste IS de hoofden van zijn slachtoffers vast.

Van dat sprookje is niets terechtgekomen. In plaats daarvan werd het kalifaat van IS de hel op aarde. Symbool voor die hel zijn wat mij betreft de scherpe ijzeren en soms verbogen punten van een hek op een plein in Raqqa. Hier werden de hoofden van de tegenstanders op gespietst. Hier liet Islamitische Staat zich van zijn gruwelijkste kant zien.

Toch heeft het beeld van het kalifaat als utopisch vrederijk voor moslims er nauwelijks onder geleden. Nog steeds is die droom springlevend voor ontelbare moslims. Terug naar vroeger, naar de begintijd van de islam, toen het kalifaat werkelijk was zoals Allah dat had bedoeld. Miljoenen moslims wereldwijd verlangen daarnaar. Naar de tijd van Mohammed, en naar de tijd van de vier Rechtgeleide Kaliefen na hem, die –zo wil het beeld– de islamitische gemeenschap met wijsheid en rechtvaardigheid in godvrezende banen wisten te leiden. Zij wisten het onbetekenende Arabië te verheffen tot een onbetwiste wereldmacht.

Profeetschap

Wie dichter bij de ziel van het Midden-Oosten wil komen, kan niet om het concept van het kalifaat heen. Het is een terugkerend thema in de hele geschiedenis van de islam – in religieus opzicht, in politiek opzicht en zeker ook in literair opzicht.

Dat is ook niet zo vreemd. De hadith, de traditionele overleveringen over het doen en laten van Mohammed, staan nadrukkelijk stil bij het kalifaat. Een van de uitspraken van Mohammed is een voorspelling waarin het kalifaat de hoofdrol speelt. „Het profeetschap zal onder u blijven zolang Allah dat wil”, zo begint deze hadith. Wat volgt, is een opsomming van elkaar opvolgende rijken. „En dan zal er een kalifaat komen op basis van de methode van de profeet.”

Het kalifaat, kortom, is de laatste regeervorm die er zal zijn. Wie dat tot zich laat doordringen, begrijpt beter dat het verlies van een kalifaat hard aankomt. Toen de Mongolen in 1258 de stad Bagdad innamen en na lange eeuwen het roemruchte Abassidische kalifaat aan zijn eind kwam, was dat voor moslims vergelijkbaar met wat de verwoesting van de tempel in het jaar 70 voor de joden betekende, of met wat de inname van Constantinopel in 1453 voor het oosters-orthodoxe christendom betekende. De impact van zo’n verlies galmt nog eeuwen na.

Feitelijk leeft de Arabische wereld dus al sinds het ontstaan van de islam in de schaduw van het kalifaat dat ooit was en weer komen zal. Als logisch gevolg daarvan zullen er steeds opnieuw pogingen worden ondernomen om het kalifaat in ere te herstellen. Dat kan uiterst grof en gewelddadig, zoals Islamitische Staat probeerde, of het kan op meer subtiele manieren, zoals de Moslimbroederschap beoogt. Maar één ding is zeker: IS was niet de eerste poging in de moderne tijd en het zal ook niet de laatste zijn.

Welvaart en vrede

Het paradigma van het kalifaat helpt om het Midden-Oosten van vandaag te begrijpen. Wie door deze lens kijkt, ziet een glorierijk verleden dat begon met Mohammed, een subliem vervolg kreeg met de Rechtgeleide Kaliefen en een werelds hoogtepunt bereikte onder de kalifaten van de Omayyaden en de Abassieden. Een tijd van welvaart, van voorspoed, van vrede, van uitvindingen, van wetenschap. Een tijd die haast niet verder af kan staan van de Arabische wereld zoals die er vandaag uitziet.

Het kalifaat van de Omayyaden bereikte fabelachtige afmetingen.

Natuurlijk is deze lens zwaar gekleurd. In de praktijk heeft er nooit zo’n utopisch kalifaat bestaan. De islamitische bronnen zijn daar zelf helder over. Oorlog en afgunst waren vanaf het begin aanwezig. Moordpartijen en pogingen daartoe waren onderdeel van het leven. Een kalief sterft zelden in bed.

Toch bestond er wel degelijk zoiets als de Arabische gouden eeuw. Die duurde zelfs veel langer dan een eeuw. Met name het kalifaat van de Abassieden is daarvoor verantwoordelijk. Hun hoofdstad, Bagdad, was van 762 tot 1258 het onbetwiste centrum van de islamitische wereld. Daar bloeide de wetenschap en de kunst.




Het beleg van Bagdad in 1258.

Toen de Mongolen in februari 1258 die stad innamen en het bloed door de straten van Bagdad stroomde, ging daarmee veel meer verloren dan een strategisch gelegen stad. De val van Bagdad betekende niets minder dan de val van het kalifaat en het onvermijdelijke einde van de islamitische hoogtijdagen. De stagnatie van de Arabische wereld was een feit.

Andere rijken namen delen van het Arabische land over. De belangrijkste van hen was het Ottomaanse Rijk. Dat was weliswaar eveneens een kalifaat, maar –en dat is hét grote verschil– het was een Turks rijk, en niet Arabisch. Turkse kaliefen namen de plaats in van de Arabische leeuwen van ooit. De eeuwen van Ottomaanse overheersing worden in de Arabische wereld nog altijd ervaren als eeuwen van bezetting.

De Arabische wereld leek terug bij af. Haar rol was uitgespeeld. Maar toch bleef daar altijd die hoop. De Arabische landen die ooit een wereldrijk vormden, zouden dat opnieuw moeten kunnen. ”Make Arabia great again”, zo luidde de onuitgesproken slogan van de Arabische wereld. Ooit zou het Arabische kalifaat als een feniks uit zijn as herrijzen.

Lawrence van Arabië

Vooral na de Eerste Wereldoorlog gloorde de hoop in de woestijnen van het Arabisch Schiereiland. De Ottomanen stonden op hun laatste benen. Er diende zich een gouden kans aan. De roemruchte Lawrence van Arabië, een Britse inlichtingenofficier, deed de Arabische leiders het voorstel om gezamenlijk tegen de Ottomanen te vechten. Daar waren ze wel voor te porren, warm gemaakt door de lonkende belofte van de Britten dat de Arabieren onafhankelijkheid zouden krijgen nadat het Ottomaanse Rijk de doodssteek had gekregen.

Het Sykes-Picotverdrag (geel voor de Fransen, rood voor de Britten) is hét symbool voor westers verraad.

De Ottomanen werden inderdaad verdreven, maar de onafhankelijkheid kwam er niet. De Arabieren werden bedrogen. Achter hun rug hadden de Engelsen en de Fransen afspraken gemaakt om het Midden-Oosten onderling te verdelen. Ze trokken letterlijk een lijn op een kaart waarlangs ze de Ottomaanse buit opdeelden. De Fransen kregen grofweg de noordelijke helft, inclusief Syrië en Libanon, en de Britten namen de zuidelijke helft.

Dit Sykes-Picotverdrag staat in de Arabische wereld nog altijd symbool voor het ultieme verraad dat het Westen pleegt als de westerse belangen dat vereisen. Het zou nog lang hatelijke reacties uitlokken. „Dit gezegende offensief zal niet stoppen voor de laatste nagel in de doodskist van de Sykes-Picotsamenzwering is geslagen”, zei de zelfbenoemde kalief van Islamitische Staat, Abu Bakr al-Baghdadi, in de zomer van 2014 tijdens een bekende toespraak in de Grote Moskee van Mosul.

Het uitroepen van de staat Israël in 1948 creëert een diep trauma in de Arabische wereld.

Toch is de geschiedenis van westers kolonialisme niet het enige Arabische trauma. De moderne tijd brengt nóg een vernedering met zich mee, vanuit Arabisch gezichtspunt misschien wel de meest ultieme van allemaal. Op 14 mei 1948 wordt de staat Israël uitgeroepen. Israël is in de ogen van veel Arabieren niet alleen een nieuwe poging om Arabisch land te koloniseren, het is vooral een levend bewijs van het Arabische brevet van onvermogen. Zelfs met verenigde legermachten en herhaalde aanvallen kunnen de Arabische staten er in de decennia die volgen niets tegen uitrichten. Nog dieper wegzinken lijkt vrijwel onmogelijk.

Panarabisme

En dan is daar, vrijwel tegelijkertijd met de ultieme vernedering, de felbegeerde zelfstandigheid! In de jaren veertig roepen landen als Libanon, Jordanië en Syrië met succes de onafhankelijkheid uit. De Europese machten moeten, zoals overal in de wereld, een stap terugzetten. In de jaren zeventig volgen de meeste Golfstaten. Een nieuw tijdperk breekt aan. Sinds de val van Bagdad, zeven eeuwen eerder, zou de Arabische wereld eindelijk opnieuw zichzelf kunnen besturen.

Die eerste dagen van herwonnen onafhankelijkheid starten met grote idealen. Panarabisme is het toverwoord, ofwel qawmiyah: het verenigen van de Arabische volkeren in één staat. Een kalifaat hoeft dat niet per se te zijn, liever niet zelfs. Het panarabisme is van meet af aan doordrenkt van seculiere en socialistische idealen. Een kalief zou die idealen alleen maar in de weg staan met zijn traditionele opvattingen. De politieke ideologie van het moment wordt het ba’athisme. In Syrië, Irak, Egypte: op veel plaatsen komen seculiere, socialistische, aan de Ba’athpartij gelieerde presidenten aan de macht.

Maar het panarabisme loopt uit op grote teleurstellingen. Géén kaliefen en andere feodale heersers meer – het was de grondgedachte achter het ba’athisme. Maar wat gebeurt er? Precies dat. Presidenten meten zich de maten van feodale heersers aan. Het eeuwenoude systeem van de vroegere overheersers blijkt te verleidelijk om niet te kopiëren.

Panislamisme

Is dát dus zelfstandigheid? Is dít dan de langverwachte Arabische wederopstanding? Teleurstelling maakt zich meester van de mensen in de straten van Damascus, Bagdad, Caïro. De overtuiging groeit dat het panarabisme één grote fout heeft gemaakt: het heeft de rol van de islam verwaarloosd. De ba’athisten wilden weliswaar één Arabische staat, maar hoe zou die kunnen slagen op een seculiere grondslag? Een echte wederopstanding kan alleen lukken met wat de gouden eeuw van de islam in de herinnering zo groot maakte: geloof. Zuivere onderwerping aan Allah.

Het jaar 1979 breekt aan. Het jaar van de waarheid. Het is voelbaar in de hele islamitische wereld: de islam gaat weer de rol spelen die ze verdient. Geen panarabisme, maar panislamisme is het nieuwe devies: een vorm van politieke islam die moslims in één islamitische staat wil verenigen.

De gebeurtenissen die het panislamistisch ideaal kracht bij zetten, buitelen in 1979 over elkaar heen. In Iran breekt de Islamitische Revolutie uit. In Afghanistan staan de mujahedien op: strijders die niets geven om socialisme of communisme, maar die vechten voor puur islamisme. Daarin worden ze gesteund door een dan nog jonge en onbekende Saudiër met de naam Osama bin Laden.

Ook in diens eigen land, Saudi-Arabië, komen de jihadisten in 1979 bovengronds. En hoe. Een groep van hen bezet op gewelddadige wijze de Grote Moskee in Mekka, waar ook de Kaäba staat. Dit is het allerheiligste middelpunt van de oemma, de islamitische wereldwijde gemeenschap. Geweld is sowieso taboe in een moskee, maar zéker hier. Een schokgolf van ontzetting waart door de wereld van de islam, en die ontzetting wordt nog groter als het Saudische leger na twee weken aarzelen hard ingrijpt. Honderden mensen komen om. De Kaäba en de Grote Moskee zijn met bloed besmeurd.

Geboorteoverschotten

De ontevredenheid groeit onder brede lagen van de bevolking. Maar die richt zich niet allereerst op de extremisten. Integendeel, het zijn juist de dictatoriale heersers die het moeten ontgelden. Zij zijn het die niet aan het ideaal hebben kunnen voldoen. Zij moeten bloeden.

En wie zou de massa’s ongelijk geven? Vrijwel geen enkel Arabisch land is vrij, de positie van vrouwen is niet om over naar huis te schrijven, minderheden hebben het zwaar en werkloosheid, armoede, corruptie en analfabetisme zijn normale, alledaagse verschijnselen.

Landen als Egypte hebben enorme aantallen werkloze jongeren.

Dat alles wordt nog versterkt door de enorme geboorteoverschotten in sommige delen van de Arabische wereld. Bijna nergens is de bevolking zo jong als in landen als Egypte. De meiden leveren niet veel problemen op; ze zijn relatief volgzaam en gebruiken hun tijd onder meer voor studie. Maar met de jongens is dat anders. De jeugdwerkloosheid in de Arabische wereld maakt hun kans op een goede baan klein. Maar omdat een goede baan voor iedere aspirant-schoonzoon een vereiste is, hebben ze vaak evenmin zicht op een huwelijk.

Het klinkt platvloers, maar ontzeg grote groepen jonge mannen seks en werk, en je vraagt om problemen. Het is een ijzeren wetmatigheid die allang bekend is in de wereld van terrorismebestrijding en die ook in de Arabische wereld onverkort van toepassing zal blijken te zijn. Er is alleen nog een vonk in het kruitvat nodig.

Vernederingen

Die vonk komt in 2010. Letterlijk. Op 17 december van dat jaar kan Mohammed Bouazizi er niet meer tegen. De jonge Tunesische straatverkoper kan de vernederingen door de politie simpelweg niet langer verdragen. Agenten hebben zojuist wéér zijn groente en fruit in beslag genomen en zelfs zijn kar omgegooid – omdat hij geen vergunning heeft. Soms kan hij de agenten afkopen, maar geld daarvoor heeft hij eigenlijk niet.

Als een vrouwelijke agente hem ook nog in het gezicht slaat, slaan de stoppen door. Wanhopig schreeuwend eist hij zijn rechten op, maar wat hij ook doet: zijn spullen krijgt hij niet terug. Dan neemt Mohammed een verstrekkende beslissing. Hij gaat naar een benzinestation, koopt wat brandstof en giet het over zich heen. Rond 11.30 uur op 17 december 2010 steekt hij zichzelf in de hoofdstad Tunis in brand. Het wordt zijn dood.

Wat Mohammed dan onmogelijk kan weten, is dat hij op dat moment ook de lont in het kruitvat van de Arabische wereld aansteekt. Heel Tunesië raakt in de ban van protesten tegen het corrupte en oneerlijke regime. Een kleine twee weken later, op 29 december 2010, beginnen de demonstraties ook in Algerije om zich heen te grijpen.

Na de jaarwisseling gaat het nog veel sneller. Jordanië, Oman, Egypte, Jemen, Djibouti, Somalië, Sudan, Bahrein, Libië, Koeweit, Marokko, Mauritanië, Libanon, Saudi-Arabië, Syrië: binnen het tijdsbestek van nauwelijks twee maanden breken in al deze landen protesten uit. De Arabische wereld staat in brand. Overal wordt het aftreden van de heersende kliek geëist.

Demonstraties in Caïro, Egypte.

Het resultaat is inderdaad dat heel wat mastodonten het veld moeten ruimen. De oude, seculiere presidenten van de Ba’athpartij sneuvelen een voor een. Saddam Hoessein in Irak was al weg sinds 2003. In Tunesië ruimt Ben Ali (president sinds 1987) het veld. In Egypte stapt Mubarak (president sinds 1981) op. In Jemen treedt Saleh (aan de macht sinds 1978) af. In Libië wordt Qadhafi (leider sinds 1969) gedood. Zij hebben gefaald in het herstellen van de Arabische eer. Waar zij falen, treedt het volk in hun plaats. Eindelijk. De tijd van lethargisch afwachten is voorbij.

Aantrekkelijke belofte

De protesterende menigten zijn divers van aard. Doorgaans hebben ze geen diepe politieke wensen. Eten willen ze, werk, inkomen, een huwelijk, kortom: een goed leven. Maar tegelijkertijd is er die diepere laag, die ontevredenheid met wat seculiere dictators de Arabische wereld hebben gebracht.

Wie die diepere laag feilloos aanvoelen, zijn de leiders van islamistische bewegingen – de Moslimbroederschap voorop. Hun belofte van politieke islam is te aantrekkelijk om te negeren. Met hen aan de macht zal alles anders worden. De fout van het panarabisme zullen zij niet maken. Bij hen zal de islam de rol spelen die haar toekomt. Het kalifaat is dichterbij dan ooit tevoren.

En toch valt het in de praktijk nog niet mee. Er komt een experiment met de Moslimbroeders aan de macht in Egypte. Maar de rellen en ongeregeldheden stoppen niet. Na een jaar pleegt het leger een gewelddadige coup en zet de Moslimbroeders aan de kant. De topfiguren worden ter dood veroordeeld. De Moslimbroeders in Egypte kunnen hun droom van een islamitisch vrederijk niet waarmaken.

Moordcampagne

Zou er een manier zijn om het kalifaat sneller te verwezenlijken? Jazeker, zegt een jihadist uit Jordanië. Zijn naam is Abu Musab al-Zarqawi. Hij is berucht geworden door een gruweldaad uit 2004, toen hij eigenhandig en op video de keel doorsneed van de Amerikaanse zakenman Nicholas Berg. Het zou het begin worden van een moordcampagne die zijn weerga in de moderne geschiedenis nauwelijks kent.

Mosul, 2014: Abu Bakr al-Baghdadi roept zich uit tot kalief van Islamitische Staat.

Zelf heeft Zarqawi, als leider van al-Qaida in Irak, die moordcampagne alleen kunnen opstarten. In 2006 wordt hij door de Amerikanen geliquideerd. Zijn erfenis leeft echter voort, zeker ook omdat steeds meer ontevreden officieren van de Ba’athpartij van Saddam Hoessein aansluiting zoeken bij de groep. Daar kunnen ze de expertise van die mannen goed gebruiken. Hun macht en invloed groeit pijlsnel. Al-Qaida in Irak doopt zich een paar maanden na Zarqawi’s dood om tot Islamitische Staat in Irak, en na het uitbreken van de opstanden in Syrië wordt het ISIS: Islamitische Staat in Irak en Syrië. Dan al staat de groep bekend om zijn meedogenloze machtsuitoefening waarvan vooral andere moslims het slachtoffer worden.

De laatste en meest beslissende stap volgt op 29 juni 2014. In de historische Grote Moskee van Mosul roept de nieuwe leider van ISIS, Abu Bakr al-Baghdadi, het kalifaat uit – met hemzelf als nieuwe kalief. De naam van het nieuwe rijk is simpel: Islamitische Staat. Maar de implicaties zijn enorm. Het gedroomde islamitische Arabische kalifaat is 750 jaar na de val van Bagdad opnieuw tot leven gewekt.

Lokroep

De rest is geschiedenis. Duizenden jongeren, onder meer vanuit Europa, voelen zich aangetrokken door de lokroep van het kalifaat. Ze gaan om verschillende redenen. Sommigen willen de gloriedagen van ooit herstellen, anderen worden gedreven door avontuur, weer anderen door het pijnlijke bewustzijn dat ze machteloos zijn en dat dit de kans is om daar verandering in te brengen. De ideologie van IS sluit daar in alle gevallen naadloos op aan.

Ze gaan. Ze vechten. Ze sterven. Sommigen keren terug. Het kalifaat en later ook de kalief zelf gaan ten onder, maar tegen onvoorstelbaar hoge kosten, zoals ik in het totaal verwoeste Raqqa met eigen ogen zie.

Wat echter niet ten onder gaat, is het jihadistische gedachtegoed. De wens om een kalifaat te vestigen op de manier zoals IS dat deed, blijft springlevend. IS krijgt een nieuwe kalief. Bovendien zijn er talloze andere terroristische groeperingen, wellicht minder wreed maar vooral minder bekend dan IS, die popelen om hun plaats op het wereldtoneel in te nemen.

Tussen feodaliteit en politieke islam

Dat is het punt waar we nu zitten. Op de puinhopen van het kalifaat, in de schaduw van de radicale islam die voorlopig nog niet van wijken weet.

President Assad, de laatste representant van het Ba'athisme, houdt stand in Syrië.

Tegelijk is er sprake van een opleving van het aloude feodale systeem. President Assad, de ”last man standing” van de oude Ba’athpartij, is tegen alle verwachtingen in niet verdreven. Hij houdt stand. Hetzelfde geldt voor de emirs en koningen op het Arabisch Schiereiland. Het verfoeide feodale systeem presenteert zichzelf graag, opnieuw, als het enige redelijke alternatief.

En zo is de Arabische wereld van vandaag het strijdtoneel geworden tussen feodaliteit (de sjeiks, de emirs, de presidenten die de decennia verduren) en revolutionaire elementen die haast standaard gekaapt worden door de politieke islam. Andere smaken zijn er op dit moment nog vrijwel niet.

Intussen is er nog het volk. Dat ziet, in al zijn diversiteit, de ellende die het gevolg is van het IS-tijdperk. Een herhaling daarvan is weinig aanlokkelijk. Maar het wil evenmin terug naar de mastodonten die hun vrijheid beperken – ook niet als ze beterschap beloven. Sinds 2001 is er al zoveel beloofd en de situatie van de meeste mensen is nooit noemenswaardig verbeterd. De werkloosheid, de lage kansen op de huwelijksmarkt, de armoede: alle oude klachten zijn nog onverminderd geldig en soms zelfs urgenter geworden.

En dus broeien er nieuwe opstanden. Nieuwe onlusten, nieuwe oorlogen, nieuwe islamistische verlossers en nieuwe teleurstellingen: ze zijn de harde, hedendaagse realiteit van de Arabische wereld in de schaduw van het kalifaat.